Een mooie zaterdagochtend in mei, de
zon heeft al flink wat kracht en het belooft
een warme zonnige dag te worden. Ik heb
net wat getuinierd en neem plaats op de
veranda van één van onze vakantiewoningen.
Van hieruit heb ik een weids
uitzicht over de vallei waarin wij wonen.
Onze kater ligt op de stoel naast me en
rekt zich loom uit. Rust!
Rust? Een kakofonie aan geluiden dringt
tot me door. Welbeschouwd is het eigenlijk
een takkeherrie, die al die fluitende vogels
om me heen produceren.
Op de telefoondraad, die in Frankrijk
meestal nog bovengronds zijn, strijkt een
zwarte roodstaart neer met zijn bekje vol
met rupsen. De zwarte roodstaarten
presteren het ieder jaar weer om nesten te
maken op de meest onmogelijke en vooral
onveilige plekken. Dit jaar hebben ze
enkele keren geprobeerd om een nestje te
bouwen op de veranda en onze katten
hebben al meerdere nestjes vernield.
Gelukkig waren die op dat moment nog
zonder eieren of jonge vogeltjes.
Uiteindelijk hebben ze besloten om een
nestje te maken in een door ons opgehangen
zwaluwnest. Vanaf de veranda
kan ik de oudervogels zien aan- en afvliegen.
Ik hoor de nestjongen roepen om het
dikste, lekkerste rupsje als de oudervogels
zich aankondigen.
Het andere zwaluwnestje dat we hebben
opgehangen, hangt tegen de sechoir, een
gebouwtje dat vroeger werd gebruikt voor
het drogen van walnoten die in deze
streek veel groeien. Zwaluwen hebben
deze nestjes nog nooit bezet. Nu zijn het
ook meestal boerenzwaluwen die we hier
zien en die hebben een voorkeur voor
open schuren, die wij niet hebben. Dit jaar
zat een grote gele kwikstaart in het zwaluwnest,
maar hiervan zijn de jongen al
een tijd geleden uitgevlogen.
Peter van Straaten
In de wei naast het meertje zie ik moedereend
met haar pullen rondlopen. Het is fijn
om te ontdekken dat dit een zeer oplettende
moeder is die goed over haar kroost
waakt. Soms krijgt ze hierbij hulp van
enkele woerden al zit er soms een woerd
bij met heel andere bedoelingen: hij probeert
dan met de moeder te paren. Snel
zoek ik het terrein af naar onze andere
kat, want ik wil niet dat die een verrassingsaanval
uitvoert. Onze honden liggen
lekker in het zonnetje net buiten de
veranda en kijken naar de eenden in de
wei. Ze zijn aan dit beeld al voldoende gewend
en kunnen het gewoon laten gebeuren.
Een hoog, langgerekt geluid komt van
boven, een rode wouw. Wat een prachtige
vogels zijn dit, we zien er regelmatig een
stel boven ons terrein en ook de zwarte
wouw. Moedereend heeft deze grote roofvogel
al lang gezien en zwemt alweer met
haar jongen in het water. Gelukkig! De
eerste eend met jongen die we dit jaar
zagen, hield er geen een over, zo triest om
te zien.
Op het hekje voor de veranda zit een
hagedisje in de zon. Grappig, ze houden
van warmte, maar het lijkt ze soms toch
wat te heet onder de pootjes te worden. Je
ziet ze dan hun pootjes één voor één
optrekken. Dit is een hagedis met een
nieuw aangegroeid staartje. We zien hier
regelmatig hagedissen zonder staart wat
er raar uitziet, zo’n kort hagedisje. Mooi
om te zien hoe dat werkt; als een hagedis
gepakt dreigt te worden door een ander
dier, laat hij zijn staart vallen die dan nog
een hele tijd ligt te kronkelen. Op die manier
probeert hij zijn aanvaller af te leiden
en kennelijk lukt dat regelmatig.
In de bosrand aan de andere kant van het
huis hoor ik de alarmroep van een winterkoninkje.
Ik weet nog steeds niet waar de
andere kat uithangt, maar zo te zien niet in
de buurt van het winterkoninkje. Als ik kan
voorkomen dat onze katten vogels pakken,
dan doe ik dat. Deze twee monsters
zijn inmiddels zeven jaar oud en vangen
per dag op zijn minst één muis, meestal
woelmuizen, veldmuizen en af en toe een
beschermde relmuis.
Hoog in de boom zingt een wielewaal zijn
mooiste en zo herkenbare lied. Deze
vogels zijn zo schuw: ik heb er nog maar
éénmaal één kunnen zien. Ze zitten hoog
in de bomen, verscholen tussen de bladeren.
Nico de Haan beschreef dat de wielewaal
makkelijk te imiteren en daarmee te
foppen is. Want het mannetje reageert
aangebrand als hij een rivaal hoort fluiten.
Hij komt op de zang af en verlaat de dekking
om zijn concurrent te verjagen. Dit
probeer ik wel eens, maar de wielewalen
bij ons trappen er niet in.
In de wei strijkt een hop neer en kijkt wat
om zich heen terwijl hij voortstapt. Even
later vliegt hij weer weg, een soort touch
and go. Bij ons op het terrein zien we ze
zelden, al leven zie hier wel. Op mij komt
het altijd over alsof de hop op zoek is naar
iets.
Een langgerekt en hoog geluid boven het
riviertje, een ijsvogel. Ah, mooi, die is er
ook weer! Een tijd niet gehoord en gezien,
misschien heeft hij een nestje en moet hij
op zoek naar voer voor zijn jongen.
Is het mogelijk om rust te vinden met al
dat natuurlawaai om me heen? Natuurlijk!
Op een of andere rare manier worden wij
mensen juist heel rustig van al dit
natuurlijke ‘lawaai’. We hebben het zelfs
niet over lawaai als het gaat over natuurgeluiden.
Mij lukt het om natuurlijke rust te
vinden te midden van al deze klanken.
Wat een bofkont ben ik toch, dat ik hiervan
mag en kan genieten!