Het hebben van vogels in de tuin is een waar feest. Het brengt leven in de brouwerij en het geeft een gratis schouwspel. Er is van alles te zien en te beleven tijdens de verschillende jaargetijden.
In een gemiddelde tuin komen zo´n 25 tot 30 vogelsoorten voor. Vogels kiezen een tuin als deze voldoet aan de drie V´s: voedsel, veiligheid en voortplanting. Er moet voldoende voedsel te vinden zijn in de vorm van insecten, wormen, rupsen, bessen en zaden. Ze moeten de mogelijkheid hebben om zich te verbergen in bosjes en struiken om niet te makkelijk ten prooi te vallen aan rovers. Om zich te kunnen voortplanten moeten er voldoende mogelijkheden zijn om een nestje te bouwen in struiken, nestkastjes en eventueel boomholtes. Tenslotte moet de kans zo klein mogelijk zijn dat het nest wordt leeg geroofd.
Op ons terrein telde ik zeker 43 vogelsoorten. Ik weet zeker dat er nog meer zijn. Het lukt me namelijk niet om alle vogels op geluid te determineren. Ons terrein voldoet zeker aan de drie V’s: er is voldoende voedsel in het bos, de wilde bloemenweide, boven het riviertje en het meertje, in de bessenstruiken en fruitbomen en in het gras. Ons terrein wordt omringd door bomen en struiken en ook op het terrein staan solitaire bomen, bosjes en struiken waar de vogels in schuilen en nestelen.
Vanzelfsprekend heb ik nestkasten opgehangen, of eigenlijk laten ophangen door manlief. Omdat het terrein zo gevarieerd is, leven er verschillende soorten vogels: zangvogels die een voorkeur hebben voor loofbossen en naaldbossen, vogels die graag aan de waterrand leven, roofvogels en watervogels. Er is altijd wat te zien, te horen en te beleven. Enkele belevenissen zal ik hieronder beschrijven.
Een koppeltje zwarte roodstaarten arriveerde dit jaar in april. Het viel me op dat een vrouwtje erg agressief was naar een mannetje en deze continu wegjaagde. Ik begreep hier helemaal niets van, omdat ik niet zou verwachten dat een vrouwtje een mannetje wegjaagt. Later bleek het ‘vrouwtje’ erg hardnekkig en bouwde telkens een nestje net naast onze deur of op een lamp die zich op circa anderhalve meterboven de grond bevond. Dat leek me niet zo verstandig met onze twee katten, want de kans dat de jongen zouden kunnen overleven, was erg klein. Telkens heb ik het nestje weer weggehaald en manlief en ik hebben in allerijl nog een nestje van beton voor een boerenzwaluw opgehangen onder de dakrand in de hoop dat de familie zwarte roodstaart zich hier zou gaan vestigen. Dit deden ze uiteindelijk en we konden het broed- en voederproces mooi volgen. Toen werd me duidelijk waarom ik dacht dat een vrouwtje een mannetje wegjaagde eerder in de tijd. Het bleek dat het mannetje niet zo’n mooi verenkleed had als mannetjes normaal hebben. Hij leek erg op het vrouwtje, het verschil was erg moeilijk te zien. Het zou nog kunnen dat we te maken hadden met een lesbisch stel, maar voor zover ik weet, komt dat in vogelland niet voor. Ik houd het dus maar op een wat minder fraai uitgedost mannetje. Het ouderpaar heeft meer dan een week geprobeerd om de jongen uit het nest te lokken, maar die vonden het nog wel makkelijk zo en bleven lekker zitten. De jongen zijn inmiddels veilig uitgevlogen, en ik zag dat ze al erg groot waren toen ze uitvlogen. Alleen het korte staartje verraadde nog dat het om een jong ging.
Onze twee katten zijn echte rovers. Gelukkig pakken ze voornamelijk muizen, hagedisjes en soms een klein ringslangetje. Toch zag ik een paar maal dat ze een jongvogeltje buit maakten. De kater is zo lief om de beestjes die hij vangt, levend bij ons binnen te brengen. Met muizen vind ik dat wat minder geslaagd, maar met vogels is dat wel prettig. Ik kan ze dan nog een kans geven. Zo kwam hij een keer binnen met een piepklein vogeltje, voornamelijk zwart met een beetje wit en een duidelijk wit petje. Het was nog een jonge vogel. Ik pakte het vogeltje en nam het in mijn handen. Ondertussen dacht ik na over de plek waar ik het neer zou zetten. Toen ik buiten stond en mijn handen opende,vloog het jong ineens weg. Het kwam vlakvoor onze deur op een laag muurtje terechten heeft daar een tijd zitten piepen. Een zwarte roodstaart kwam op het hogergelegen muurtje bij het jonge vogeltje zitten en piepte wat naar het jong. Het effect was dat het jong uiteindelijk weer wegvloog met de zwarte roodstaart. Toch ben ik ervan overtuigd dat het geen jonge zwarte roodstaart was.
Een andere keer kwam manlief in huis op de trap een jonge wilde eend tegen. Ook deze was door onze kater mee naar binnen genomen. Het beestje maakte veel lawaai en was erg angstig en beweeglijk. Gelukkig lukte het manlief om het jong weer buiten te zetten. Even later zag ik moeder eend met al haar zeven jongen rondzwemmen.
Moeder eend begeleidt haar jongen gedurende lange tijd. Ze zwemt samen met ze of graast samen met de jongen in de weide. Op het laatst is het verschil tussen de jongen en de moeder bijna niet meer te zien. Alleen de snavel van de jongen is nog geel, terwijl die van de moeder bruin is.
Op ongeveer dertig meter van ons terras af heeft een grote bonte specht een nest in een oude, bijna dode boom. Pa en ma specht verraadden zichzelf omdat ze telkens over ons terras heen vlogen met een bek vol insecten. Later zag ik geregeld een jong half uit het nest hangen. Het rode petje van het jong was goed te zien. Bedelend om voer als pa en ma kwamen aanvliegen. Een dag later hoorde ik telkens de lokroep van de spechten in het gras onder de boom. Om het uitvliegproces niet te verstoren ben ik niet gaan kijken, maar het was mij duidelijk dat de jongen waren uitgevlogen.
Het roepen van spechten is de hele dag te horen. Af en toe het gelach van de zwarte specht vanuit het beukenbos, dan weer het gelach van de groene specht vanuit de weide. Vaak ook hoor ik het kloppen van de grote bonte spechten of zwarte spechten.
Mussen heb ik nog steeds niet gezien, maar de mussenkasten zijn wel in gebruik. In beide mussenkasten zit een koolmees. De mussenkast wordt door deze vogels niet optimaal benut, want waar mussen graag dichtbij elkaar gaan zitten en alle drie de nesten in de mussenkast bezetten, vinden koolmezen een beetje eigen ruimte prettiger. Eén nest per kast dus.
Op een morgen in het voorjaar hoorde ik een vogel die vreselijk veel lawaai maakte. Ik zag een onbekende vogel op het vlot in ons meertje zitten. Nazoeken in diverse vogelboeken leverde mij op dat het waarschijnlijk ging om een witgat of bosruiter op doortocht naar het hoge Noorden. Even later was de vogel weer gevlogen.
De boerenzwaluwen vliegen dagelijks boven het meertje op zoek naar insecten. Ze buitelen in de lucht en komen zelfs even in het water om insecten te pakken. Soms verzamelen ze zich op de bovengrondse telefoonlijn en zitten dan met een koppeltje naast elkaar een beetje voor zich uit te kijken, ondertussen de omgeving goed in de gaten houdend. Tussen de boerenzwaluwen vliegen soms ook enkele huiszwaluwen en gierzwaluwen.
Op een ochtend liep over het bruggetje dat over het beekje ligt. Daar zag ik een zwarte vogel met een wit befje. De vogel schrok erg van mij en vloog meteen weg. Volgens mij ging het hier om een waterspreeuw of een beflijster. Helaas heb ik deze vogel later nooit weer gezien.
In een vogeltuin is altijd wat te beleven. De hele dag gezang en vogelbewegingen en soms ineens een onbekende, nieuwe soort. Het levert sowieso veel plezier op. Kleine ingrepen in de tuin kunnen ervoor zorgen dat een tuin vogelvriendelijker wordt. Een waar paradijs voor vogels is snel gemaakt.